Met het Besluit van de Vlaamse Regering van 18 december jongstleden gelden er voortaan nieuwe verplichtingen betreffende het voorzien van infrastructuur voor laadpunten ten gunste van elektrische voertuigen in parkeergarages. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen residentiële en niet-residentiële gebouwen alsook tussen situaties van nieuwbouw en ingrijpende renovatie. Lees hier om welke verplichtingen het concreet gaat.
Vooreerst wat achtergrond: de nieuwe regelgeving vloeit voort uit de omzetting van een Europese Richtlijn (2018/844). De Vlaamse Regering had daarbij niet veel marge om af te wijken van wat door de Europese instellingen was vooropgesteld.
Ze hebben dus betrekking op nieuwbouwprojecten en projecten van ingrijpende renovatie waarvan de omgevingsvergunning verkregen is sinds 11 maart 2021.
Een ingrijpende renovatie wordt hier gedefinieerd als ‘de renovatie van een gebouw of parkeergebouw, waarbij meer dan 25% van de oppervlakte van de bouwschil een renovatie ondergaat’. Belangrijk: de renovatie moet ook betrekking hebben op het parkeerterrein of op de elektrische installatie van het gebouw, wanneer het parkeerterrein zich binnen bevindt, of van het parkeerterrein zelf als het zich buiten bevindt. Het is dus niet zo dat men bij het uitvoeren van een dakisolatieproject plotseling ook de laadinfrastructuur in de ondergrondse parkeergarage moet meenemen.
Wat moet men begrijpen onder ‘laadinfrastructuur’? Het betreft infrastructuur voor leidingen, of minstens goten voor elektrische kabels, om de installatie van oplaadpunten voor normaal of hoog vermogen voor elektrische voertuigen op elke parkeerplaats in een later stadium mogelijk te maken.
Bij residentiële gebouwen is het dus niet noodzakelijk zo dat er reeds oplaadpunten zelf voorzien moeten worden. Wel moeten de faciliteiten er zijn opdat dit in de toekomst gemakkelijk zou kunnen.
Bij niet-woongebouwen moeten er daarentegen wel meteen minstens twee laadpunten voorzien worden. Noteer tenslotte dat dat tegen 2025 verplicht is voor alle bestaande niet-residentiële gebouwen, los van renovatie of nieuwbouw.
Welke parkeerplaatsen of -terreinen?
Uit toelichting van het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap VEKA (de nieuwe naam voor het VEA) kan afgeleid worden dat de verplichtingen op dit vlak een breed toepassingsgebied hebben. Ook ondergrondse parkeergarages in gebouwen worden gezien als een ‘parkeerterrein’ in de zin van het BVR van 18 december 2020:
De verplichtingen gelden
- als het parkeerterrein zich binnen het gebouw of parkeergebouw bevindt;
- als het een naastgelegen parkeerterrein betreft;
- als, in het geval van ingrijpende renovaties, de renovatiemaatregelen ook betrekking hebben op het parkeerterrein of de elektrische infrastructuur van het gebouw, parkeergebouw of parkeerterrein.
Het VEKA geeft ook nog mee dat de oprit van een woning buiten beschouwing blijft: ‘die wordt niet als een parkeerterrein beschouwd, maar als een toegangsweg’.
Technische vereisten
Ook hier heeft het VEKA extra duiding bij verschaft. Daaruit blijkt dat een oplaadpunt, om te voldoen, een vermogen moet kunnen leveren dat groter is dan het vermogen van een standaardstopcontact (groter dan 3,7 kW of 16 A) en specifiek als doel moet hebben om elektrische voertuigen op te laden. Hierbij moet het oplaadpunt ten minste uitgerust zijn met één van de onderstaande connectoren:
- Type 2 connector voor het laden met wisselstroom (AC), zoals omschreven in de norm EN62196-2
- Combo 2 connector voor het laden met gelijkstroom (DC), zoals omschreven in de norm EN62196-3
Uitzondering
Een belangrijke uitzondering richt zich op de kostprijs. Meer bepaald wil men voorkomen dat de kost voor het voorzien van de laadinfrastructuur te zwaar zou doorwegen. Daarom vervallen de verplichtingen indien de kost daarvoor meer zou bedragen dan 7% van de totale kosten van de renovatie.
Handhaving
De handhaving van de verplichting gebeurt door het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEKA).
Wanneer wordt vastgesteld dat niet aan de verplichtingen is voldaan, kan het VEKA een administratieve geldboete opleggen van:
- 000€ per ontbrekend oplaadpunt voor elektrische voertuigen
- 000€ per parkeerplaats wanneer niet werd voorzien in infrastructuur voor leidingen om de installatie van oplaadpunten voor elektrische voertuigen in een later stadium mogelijk te maken
Bron: CIB